De schaal van mandenmakerij De Mythe omsluit – voor mijn gevoel – het kwetsbare leven als een baarmoeder.
Dit jonge leven wordt onderstreept door het zachtroze bio vlies rouwdoek – met bijgeleverde vlinders – van José Glas. Dit doek is op de traditionele manier gesloten. Fijn om elke dag beetje bij beetje toe te dekken en zo
naar het afscheid toe te leven.
In de opbaardagen, of tijdens de afscheidsviering kunnen de houten vlindertjes op de wade genaaid worden, misschien onder het vertellen van het verhaal van ‘Papillia, de rups, die een vlinder werd’.
Er zouden ook vlindertjes als herinnering aan belangstellenden meegegeven kunnen worden.
Dit afscheid nodigt uit om door de hemelse klanken van Tom Slotman begeleidt te worden.
Kleine bosjes bloemen komen hier heel mooi tot hun recht.
Bij deze opbaring in de aula van natuurbegraafplaats Geestmerloo zien jullie het lintenritueel. Ik heb het lintenritueel meer als 10 jaar geleden bedacht om de verbondenheid tot het laatste ogenblik te voelen en het
afscheid draagbaarder te maken. Bij het lintenritueel vraag ik de familie om een lint uit te zoeken in een kleur, die hun relatie met de overledene aangeeft. Deze linten verbind ik in een knoop, waardoor zij in dit ogenblik
met elkaar verbonden zijn. Deze knoop geven wij in de handen van de overledene, hij verbindt de familie/vrienden met elkaar.
Daarna vraag ik de aanwezigen om hun lint in de handen te nemen en nog een keer met de geliefde dichtbij aan de mooiste herinneringen terug te denken. Daarna dekken wij de overledene toe, of sluiten de deksel. De
linten blijven buiten de baar of de kist. Op het laatste ogenblik, tijdens de afscheidsviering, bij het graf of de
ovenruimte, vraag ik de naasten om rondom de overledene te komen staan, hun lint in de handen te nemen en nog een keer terug te denken aan mooie momenten samen en zich verbonden te voelen met de overledene.
Daarna vraag ik hen om hun lint door te knippen. Zij laten het lichaam los en verbreken hun band. De overledene neemt hun liefde, warmte en intenties mee, naar waar hij ook gaat, en zij nemen – symboliseert door het
lint – de liefde en warmte en intenties van hun geliefde overledene met zich mee.
De band kan nooit verbroken worden, maar symbolisch kunnen zij nu los laten. In deze opstelling zijn kleine troost poppetjes als tastbare troost aan de linten bevestigd.
Dit lintenritueel is door Charon uitvaartbegeleiding gerealiseerd.
Papillia de rups keek de andere dieren van de boom bedroefd aan.
“Ik voel me zo moe en versleten, het is afgelopen met me.” De anderen schrokken. Ze woonden al heel lang met Papillia in dezelfde boom. Nu hing ze daar zo vreemd aan de lange draad die ze zelf nog had gemaakt. De wind liet haar draaien en zwaaien. Zóóó moe… zóóó moe…”, zuchtte ze met de wind mee. Toen rolde ze zich op en draaide zich in haar eigen draad. Steeds verder slingerde de draad om haar heen. Op het laatst zag je alleen nog haar kopje. “Tot ziens”, zei ze zachtjes.
Weg was haar prachtig groen gespikkelde lijfje, verdwenen in een grauwgrijze huls. Een harde windvlaag liet de draad knappen. Daar rolde het vreemde langwerpige ding waarin Papillia zat op de grond. De andere dieren van de boom renden er naar toe en bleven geschrokken om haar heen staan.
“Die is dood”, zei de sprinkhaan.
“Zo dood als Piet de Pier”, bromde de kever.
“Zien we haar nu nooit meer terug?” De krekel wreef bedroefd met zijn voorpoten over zijn hoofd, wat een klagelijk geluid gaf. “Ze was mijn vriendinnetje.”
“Nee, dood is dood”, zei de kever. “Het is jammer, ik vond haar ook aardig, en ze had zo’n leuke manier van lopen.”
De krekel hield op met wrijven en keek de anderen vragend aan. “maar ze zei toch tot ziens?”
“Hoe kan dat nou, je ziet toch dat er geen leven meer in zit?” De sprinkhaan tikte tegen het ding.
“Kom, we zullen haar op een rustig plekje leggen, help eens een pootje?”
Met z’n allen probeerden ze – wat er nog van Papillia over was – naar een afgelegen hoekje te schuiven. Ze zetten hun poten schrap, duwden en sleepten. Dat was zwoegen! Eindelijk lag Papillia in haar omhulsel op een beschutte plek, tussen de wortels van de boom. Haar speelkameraadjes legden er stil een blad overheen.
“We zullen haar heel erg missen”, zei de kever.
“Tja”, zuchtten de anderen en de sprinkhaan zei: “Het is een droevige dag, het leven in de boom zal nooit meer hetzelfde zijn na vandaag.”
“En toch zei ze tot ziens”, hield de krekel vol. Hij legde stiekem een heel klein bloemetje op het blad.
Iedereen ging weer aan het werk. Maar het wilde niet lukken die dag. Aldoor moesten ze denken aan wat er met Papillia gebeurd was. Ze raakten er niet over uitgepraat en waren droevig gestemd. Zonder Papillia zou het niet half zo gezellig zijn in de boom. De krekel miste haar het meest. Hij kon alleen nog maar droevige liederen tsjilpen.
Ondertussen werd het kouder en kouder. De dieren zochten een schuilplaats voor de winter. Het werd stil in het bos. Geruisloos kwamen witte vlokken naar beneden zweven. Die dekten alles toe.
Na een lange tijd wachten kwam de lentezon met haar warme, troostende stralen. De sneeuw sijpelde weg in de bosgrond. Het bos leefde weer op.
Aarzelend probeerde de krekel een lenteliedje.
Ook de plek waar Papillia in haar omhulsel lag werd door de zon verwarmd. Toen gebeurde er een wonder, maar niemand die het zag. Er bewoog iets! Er ging een siddering door het grauwe ding heen. Het barstte open! Daar was een schittering van rood en bruin en stralend wit! Twee vleugels ontvouwden zich en een rank lijfje strekte zich uit. De vleugels klapwiekten aarzelend. Daar vloog een ragfijne vlinder de zon tegemoet. Dartelend zeilde ze door de lucht en ze probeerde van alles uit. Ze zag dat de wereld veel meer was dan de bomen. Vrij voelde ze zich en onbegrijpelijk gelukkig.
Heel ver beneden zag ze haar vrienden en vriendinnen. Ze zou wel naar hen toe willen om te vertellen hoe groot de wereld was. En ook dat ze zich geen zorgen meer om haar hoefden te maken. Haar leven was zo luchtig en licht. Nog nooit had ze zich zo compleet gevoeld, zo op en top Papillia. Zouden ze daar beneden weten dat de zon er altijd was, ook achter de dikste wolken?
Ze vloog in steeds lagere cirkels om de boom heen en praatte aan één stuk door. De krekel en de kever keken wel even omhoog maar herkenden haar niet en begrepen haar niet. Ze spraken niet meer dezelfde taal en ze konden zo hoog niet vliegen.
“Oh, als ze eens wisten …”, dacht Papillia.
Toen liet ze zich drijven op de wind. Het ging heerlijk.
Vanaf een grashalm keek de krekel een vlinder na en tsjilpte naar de zon.
Als een rups al mag vlinderen
de boom nieuwe knoppen krijgt,
als een graankorrel brood wordt,
en de druif klare wijn,
wat zal er dan wel voor de mensen, de mensen,
wat zal er dan wel voor óns weggelegd zijn”?
Als een knop al mag bloesemen,
de bloesem weer vruchten draagt,
als de nacht opnieuw dag wordt
en in zonlicht verdwijnt,
wat zal er dan wel
voor de mensen, de mensen
wat zal er dan wel voor óns weggelegd zijn?
Uit: “Groeien als een boom”
Yvonne van Emmerik